Opper ontaarde moeder Marjolein Hurkmans heeft een geweldig boek geschreven samen met haar kinderen: Het huishouden van een ‘ontaarde’ moeder. Hierin lees je het ongecensureerde verhaal van de puber en de moeder. Gewoon zoals het is, niets meer en niets minder. Ik mag vijf gesigneerde exemplaren weggeven. En om je alvast een beetje nieuwsgierig te maken, kun je hier al een stukje lezen uit dit o zo herkenbare boek!

Hoofdstuk 2

Leven in een teringbende

Op Facebook (altijd weer dat Facebook) zie ik een lijstje van dingen die iedere pubermama kennelijk tegen haar kinderen zegt. ‘Ruim nou eens je teringbende op’ staat vrijwel bovenaan. Vlak onder ‘Het is hier geen hotel.’ Ik kan me niet herinneren ooit een van die twee dingen gezegd te hebben. Niet omdat ik zo aardig ben of, geintje, omdat het zo netjes is bij ons. Er is gewoon geen beginnen aan.

Collega Kim komt eten. En collega Kim is een Pietje Precies. Dat weet ik, omdat ik tijdens het personeelsuitje een kamer met haar heb gedeeld. Collega Kim is het type dat bij ieder tuniekje een bijpassend setje slippers in de koffer heeft. In een zacht stoffen zakje, zodat ze mooi blijven. Ze heeft twee zonen die, naar ik begrijp, een soort van Duracellkonijnen op drift zijn en die houdt ze stevig doch liefdevol in het gareel. Zonder een keer met haar perfect opgemaakte wimpers te knipperen. Collega Kim is het type dat overal de wind onder heeft.

En plotseling zie ik mijn huis door haar ogen. De keukenvloer die kleeft en waarvan een tegel is gebroken. Minstens drie keer per dag schopt iemand er tegenaan en dan vliegt die halve tegel de keuken door; de trapleuning die al een jaar op halfelf hangt en de treden waarvan de verf is afgelopen met het opgehoopte vuil in de hoeken; de stapels was in de badkamer. De vlokken hondenharen onder de bank en de vlekken op de zittingen. In Mama’s zijn ook mensen schreef ik: ‘je kunt bij mij van de vloer eten, want er ligt altijd wel wat.’ Inmiddels zou ik daaraan toe wil voegen: ‘maar doe het maar niet, want je weet nooit wat je op kan lopen.’ Het is er door de jaren heen bepaald niet schoner op geworden.

Ik loop paniekerig door het huis, langs de kamer die ooit mijn werkkamer was maar die inmiddels is ingenomen door stapels troep: oude post, lege tassen, een uitpuilende strijkmand, een kapotte lamp, een strijkplank met een lamme poot die je maar op een manier in elkaar kan zetten, anders klapt hij meteen tegen de vlakte als je het ijzer erop zet, heel veel kookspullen die ik ooit nog denk te gaan gebruiken en een kast waarin heel slordig mijn voorraad levensmiddelen op elkaar ligt gestapeld. Veel blikken gepelde tomaten, rare gedroogde bonen waarvan ik niet weet wat ik ermee moet, vreemde soorten bloem en andere ongein die ik ooit een keer nodig had voor een bepaald recept en daarna nooit meer en potten kokosvet (was ook een hype, ik dacht dat ik er dun van zou worden, bleek niet zo te zijn), die waarschijnlijk al lang over de datum zijn. Daar tussendoor liggen schoenen die man en kinderen uitschoppen waar ze daar zin in hebben (vaak onder de tafel of gewoon naast de bank) en die ik in een vlaag van opruimwoede in die zogenaamde werkkamer heb gekwakt waar ze dan voorgoed kwijtraken, stapels schetsboeken van dochter, halflege tubes verf… Afijn je hebt wel een beeld nu. Geen kamer in huis is zo ver verwijderd van een mogelijke werkkamer als deze. In de gezinsmond wordt het de kamer van Blauwbaard genoemd. Buiten de familieleden mag niemand er komen. Op vrienden binnenlaten, staat de doodstraf. Het vriendje van dochter heeft er een jaar over gedaan voor hij voor het eerst die deur open mocht doen.

En het kan nog erger. Een verdieping lager bevindt zich wat wij de garage noemen, maar eigenlijk de begane grond van ons pakhuis is. Ooit komt daar een waanzinnige keuken met een vide. Ooit, als in: als we daar het geld voor hebben. Toen we in dit huis kwamen wonen, was de ruimte in eerste instantie bestemd voor een soort jongerensoos. We sleepten oude banken van het grofvuil naar binnen, zetten er zulke lelijke schemerlampen neer dat ik serieus de dames achter me bij de kassa van de tweedehands winkel, hoorde zeggen: “Wie wil er nou zulke afgrijselijke lampen?” en hingen oude verkeersborden aan de roodgeverfde muren. De tl-bakken lieten we hangen, maar we draaiden er kerstverlichting omheen. Hartstikke gezellig. Toen. Want Oudste ging uit huis, Dochter betrok haar eigen verdieping en Jongste is geen feestbeest. De kerstversiering is allang kapot, de banken verzakten nog wat erger dan ze al waren en toen er ook nog brandgaten inkwamen, hebben we ze maar weer bij het grofvuil teruggezet. Alleen die lampen staan er nog lelijk te wezen. Met inmiddels desolaat scheef hangende kappen.

Er wonen diverse spinnen in ‘de garage’. Ze weven hun webben van de scheuren in het plafond naar de gaten in de muren waar stapels dingen tegenaan liggen waarvan we niet meer weten waar ze ooit voor dienden en waarom we ze hebben bewaard. Overal staan kratten met gereedschap dat gesorteerd moet worden, er slingeren een aantal fietsen rond die allemaal minstens één lekke band hebben, dozen lege flessen die weggebracht moeten worden, oud papier, vuilniszakken afgedankte kleren, een jaren ’30 bed met bijbehorende nachtkastjes en kledingkast waarvan ik vast van plan ben ze op te knappen, net als het smeedijzeren stoeltje dat ik van de straat heb geplukt.

Verder: de mast van een zeilboot, een eenpersoonsbootje dat nooit is gebruikt, lekke luchtbedden, boeken, boeken en nog eens boeken, dozen vol instrumenten van de vrienden van dochter die het handig vinden om de boel bij ons te stallen (waaronder een contrabas), oude barbecues, dozen met onduidelijke inhoud, planken, een kastje dat Dochter op een dag naar haar kamer wil sjouwen voor haar verfkwasten, op school gemaakte kunstwerken die nooit verder zijn gekomen, oude lappen voor als we toch nog gaan verbouwen (kunnen we de boel netjes afdekken), een verschrikkelijk lelijk schilderij dat ik op een veiling heb gekocht omdat ik het zielig vond voor de schilder dat niemand het wilde hebben, mijn wasmachine en droger en diverse tafelbladen. Als ik bij mijn auto wil komen (die ergens in het midden staat), moet ik klimmen over de rotzooi.

huishouden van een ontaarde moederIk vermoed dat collega Kim een rondleiding wil. Dat is het nadeel van het huis als het onze. Het is een toeristische trekpleister. Iedere dag staan er nieuwe kuddes voor onze poort. Ze lezen hardop het jaartal voor: 1692; “en wat staat het scheef hè.” Soms hoor ik de gids blij vertellen dat het vroeger een bierpakhuis was (klopt niet) en dat het nu gekraakt wordt (klopt ook al niet, maar ik snap het idee erachter). Of dat er appartementen in zijn gemaakt. Een enkeling vermeldt dat het ingrijpend is gerenoveerd. Ha, grapje zeker. In ons hoofd is het prachtig, in werkelijkheid noemt Lief het vriendelijk ‘een atelierwoning’, er moet nog heel wat aan gesleuteld worden.

Ik loop rond met de ogen van een bezoeker. Voorbij de kamers van de kinderen waar meer kleren op de grond liggen dan er in de kast hangen (de kleren in de kast kunnen eigenlijk meteen naar de kringloop. Wat op een hangertje hangt, is al minstens twee jaar niet gedragen), er liggen boeken en papieren op en om de bureaus tussen gebruikt serviesgoed en lege snoepverpakkingen. Dat krijg je ervan als je nooit eens zegt dat kinderen hun kamers op moeten ruimen. Ik sleep moedeloos een vuilniszak achter me aan om de grootste rommel in te proppen. De badkamer kan wel een sopje gebruiken. Je hoeft in ieder geval niet bang te zijn dat je het mooie ervan af poetst. Er is niks mooi aan de gedateerde bruine tegels die als grootste voordeel hebben dat je er in ieder geval niks op ziet. Er zit een groot gat in de muur waardoor de leidingen blootliggen. Ooit een lek of zoiets. Lief moet het al drie jaar dichtmaken.

Het gasfornuis in de keuken heeft geen knopjes meer, die zijn er waarschijnlijk onder gerold, want we hebben nooit de plint bevestigd, de afzuigkap is een beetje vettig, er vliegt een opgewonden fruitvliegje boven de wasbak waar we nog wat resten rijst liggen van de vorige avond (tip: koop nooit een vierkante wasbak. Hel om schoon te krijgen) en het zwart granieten aanrechtblad zit vol uitgebeten plekken (tip 2: koop nooit een natuurstenen aanrechtblad of kies ervoor om nooit iets te eten dat een hoge zuurgraad bevat. Een schijfje citroen is al een drama van onwaarschijnlijke omvang).

De trappen liggen vol met stapels spullen: gestreken was, schoolboeken, tassen met onduidelijke inhoud. Al jaren houd ik dat vol in de hoop dat ooit iemand ook daadwerkelijk denkt: “Hé, zal ik die troep eens mee naar boven nemen? Het zal hier wel niet voor niks liggen.” Dat doen ze nooit. Ik heb een tijdlang geroepen: “Nooit met lege handen naar boven.” Het schoot geen wortel. Mijn gezinsleden halen halsbrekende toeren uit om naar boven en naar beneden te gaan. Met gevaar voor eigen leven klauteren ze over de rommel, maar niemand komt ooit op het idee om gewoon de obstakels op de treden op te ruimen. Soms sleep ik zelf een stapel naar een van de kamers. Die leg ik dan op het bed of bureau. Zo’n stapel schone was kom ik dan een paar weken later weer tegen in de wasmand. Vaak nog gevouwen, de sokken liefdevol in elkaar gerold. Zo van het bureau of bed weer in de mand geschoven. En dan zijn ze beretrots op zichzelf: “Mam, ik heb mijn kamer opgeruimd.”

Mijn moeder kan er weleens over mopperen. “Ze kunnen best wel wat meer doen in het huishouden”, roept ze dan. “Je moet ze duidelijk maken dat het hier geen hotel is.” Maar ik vind het sop de kool niet waard. Ik heb een gevleugelde uitspraak: ‘We hebben hier weinig regels, maar de regels die we hebben, daar houden we ons aan.’ Opruimen staat niet in het reglement. Geen mobieltje aan tafel wel, nooit eten uit een pan, maar altijd in een dekschaal ook. Bij slechts een vleugje schemering, kaarsjes aan! Alleen bij afhaalpizza eten voor de televisie, nooit beginnen met eten voor iedereen heeft opgeschept… (hm, gaan al mijn regels nou over eten, of ben ik nou gek?). Volgens mij zijn ze dat wel zo’n beetje…

Ik heb geen boter op mijn hoofd. Ik weet nog precies hoe mijn studentenkamer eruitzag. Ik was geen haar beter. Rommel blijft zich nou eenmaal opstapelen in mijn leven. Dat heeft ook voordelen. Echt ziek zijn we nooit. We zijn door de jaren heen behoorlijk bacteriebestendig geworden. En het is eigenlijk pas als er visite komt dat ik plotseling denk: ‘Dit kan echt niet.’ Blijkt nog overerfbaar te zijn ook. “Heeft iemand de dweil gezien?”, roep ik. “Die staat bij mij”, roept Dochter van boven. “Er komt straks een vriend langs, dus ik heb schoongemaakt. Als jij koffie zet, kom ik hem brengen.”

We drinken koffie, ik zet vast de tajine met de stoofschotel op het vuur en knal hier en daar een deur dicht. Dat er dringend pannen moeten worden uitgeschrobt, ziet niemand als je de kastdeuren stevig gesloten houdt. Ik struikel over de schoenen van Jongste en schop ze onder de bank. Als je maar hard genoeg schopt, ligt het mooi uit zicht.

“Wat gezellig hier”, zegt collega Kim ’s avonds. De stoofpot geurt en van de zolder komen flarden gitaarmuziek. “En wat een prachtig huis.” Ik veeg wat boeken van de tafel om de borden neer te zetten. “Helemaal jij”, voegt ze eraan toe. Hm…

Wat zeggen haar kinderen?

huishouden van een ontaarde moederWil je weten wat haar kinderen hiervan vinden? Dat kun je lezen in Het huishouden van een ‘ontaarde’ moeder (Uitgeverij Splint Media, € 19,95) dat nu in de winkel ligt.

Je kunt ‘m natuurlijk kopen, maar je kunt ook meedoen aan de prijsvraag, want ik mag maar liefst vijf gesigneerde exemplaren weggeven! Het enige wat je moet is, is een foto van jouw ’teringbende’ mailen naar winactie@clubvanontaardemoeders.nl o.v.v. boek. Je foto delen op de Facebook-pagina kan natuurlijk ook!

De actie loopt tot maandag 13 november 2017.

 

Voorwaarden

  • Prijswinnaars krijgen persoonlijk bericht.
  • Over de uitslag kan niet worden gecorrespondeerd.
  • Jouw gegevens worden niet doorverkocht aan derden. Wel wordt je e-mailadres bewaard voor (toekomstige) leuke aanbiedingen of nieuwsbrieven.
  • Deelnemers moeten wonen in Nederland.
  • Deelnemers moeten ouder zijn dan 18 jaar.
  • Mochten er onduidelijkheden zijn over de prijsvraag of over de uitslag van een prijsvraag dan beslist de Club van Ontaarde Moeders wat er gaat gebeuren.

Cover en illustratie: Emma Zuidam